Hoe benader ik de instelling?
Als je uitzoomt op de microcontext die in Situatieschets 3 is besproken, kom je bij de mesocontext die het institutionele niveau beschrijft. Wanneer we analyseren op het niveau van instellingen, komen we vaak termen tegen als geïnstitutionaliseerd, systemisch en structureel. Wat deze termen gemeen hebben is dat ze aangeven dat het terugkeren van bepaalde patronen niet altijd incidenteel is. Deze patronen zijn veeleer uitkomsten van de manier waarop een instelling is georganiseerd. Bovendien hebben deze patronen en uitkomsten herhaaldelijk negatieve gevolgen voor specifieke mensen. Net als bij eerdere gevallen kan ook het omgekeerde worden waargenomen: sommige mensen genieten een bevoorrechte positie of terugkerende voordelen. Deze herhalingen zijn terug te voeren op het institutionele niveau. Een instelling bestaat immers uit mensen en is dus een afspiegeling van hun opvattingen. Maar wiens opvattingen? Dit is een belangrijke implicatie voor online inclusief onderwijs omdat het betekent dat docenten moeten nadenken over hoe een instelling niet wordt ervaren als een neutrale ruimte voor alle studenten.
Deze situatieschets stelt je in staat na te denken over de wisselwerking tussen verschillende instellingen, en wat dit betekent voor individuen in hoger onderwijsinstellingen. Alvorens naar concrete voorbeelden van dergelijke interacties te kijken, is het nuttig de mesocontext en wat die precies inhoudt nader toe te lichten.
Instellingen zijn overal te vinden in een samenleving en zijn manifestaties van de waarden, ideeën, prioriteiten, politiek, identiteiten en tradities die voortkomen uit de dominante discoursen. Een instelling kan elke soort organisatie zijn – vooral die een belangrijke maatschappelijke rol vervult, zoals een overheid, kerk of school.
Een instelling voor hoger onderwijs is de plaats waar de meeste formele leeractiviteiten voor volwassenen plaatsvinden, maar zij wordt beïnvloed door andere prominente instellingen in de samenleving waarin zij is gevestigd. Het overheidsbeleid inzake hoger onderwijs, de door de godsdienst voorgeschreven morele codes en het genderbeleid van de universiteit zijn allemaal voorbeelden van (voor)waarden die door verschillende instellingen worden gesteld. Om de wederzijdse beïnvloeding tussen instellingen te illustreren, kun je ze zien als met elkaar verbonden radertjes; als één radertje draait, draaien de andere ook mee. Wanneer één van deze radertjes aanzienlijk draait en de verbonden radertjes volgen, kunnen we spreken van systemische verandering, wat gevolgen heeft voor de gemeenschap. Verschuivingen op institutioneel niveau leveren resultaten op die een onuitwisbaar stempel drukken op de gemeenschappen die door die instellingen worden bereikt en op het sociale weefsel.